Lang geleden fietste ik met een collega naar huis. Ook al is het zeker vier jaar geleden, ik kan me ons gesprek nog goed herinneren. Wat was het confronterend… Maar ook bevrijdend!
We waren in gesprek over mijn single-zijn. En op een zeker moment zei hij: “Marije, je bent écht de moeite waard! Echt waar!” Ik dacht altijd dat ik dat wel wist. Dat ik wel wist dat ook ík gewoon leuk genoeg ben. Maar het feit dat zijn opmerking zoveel emoties bij me losmaakte, opende mijn ogen.
Was ik beroofd van mijn eigenwaarde? Ik was gaan geloven in een leugen… Ik was ergens gaan geloven dat ik niet goed genoeg was voor een man. Dat ik niet leuk genoeg was. Dat ik niet mooi genoeg was. Dat ik niet… De kostbaarste momenten in mijn leven gaan gepaard met tranen. Want wanneer zulke diepe snaren worden geraakt, betekent dit dat je ermee aan de slag kunt. Het was voor mij een openbaring dat ik merkte: ‘Jaaah, ik ben ook echt waardevol! Ik ben kostbaar’. En zelfs al gaf ik bijna dagelijks les over dit soort levensthema’s, toch ontdekte ik weer een diep stuk onzekerheid in mijn eigen hart. Alsof single-zijn een afwijzing was van mijn ‘zijn’ als vrouw. Alsof ik een man nodig heb om me geliefd te voelen.
Deze week sprak ik bij een True You avond, een training voor jonge vrouwen. Ik stelde de vraag: “Geloof je daadwerkelijk dat God genoeg is?!”Geloof ik dat ook? Geloof ik dat wat God zegt leidend is voor mijn leven? Voor mijn leven van elke dag? Of heb ik daarin een man nodig die mijn vrouwelijkheid bevestigt?
Natuurlijk blijft het verlangen om iemand te ontmoeten die mij ook écht de moeite waard vindt om zijn leven mee te delen. Maar tot die tijd mag ik meer en meer doordrongen raken van het feit dat God mij absoluut ziet zitten. Dat Hij mij gevormd heeft in de buik van mijn moeder en dat Hij mij onvoorwaardelijk liefheeft. Voor Hem ben ik dubbel en dwars de moeite waard!
Mooi verwoord, Marije! Elke dag mogen we groeien in eigenwaarde en in de waarde die we hebben voor God en voor de mensen om ons heen. ‘In Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij!’